Wie een woord in een nieuwe context gebruikt geeft het een nieuwe lading. Dat overkwam ook het woord duurzaam. Duurzaam wordt al een tijd niet meer geassocieerd met geitenwollensokken, composttoiletten en muesli zonder suiker. Duurzaam is hip. Trendy. Happinez.
Zo werd de hybride auto het symbool van Hollandse duurzaamheid. Een leasebak met lage bijtelling én een tankpas, zodat je gewoon 1 op 12 kunt blijven rijden. Loodzwaar met al die extra accu´s aan boord, maar door de combinatie van elektrisch en verbrandingsmotor kun je toch extra hard optrekken. Turbo 2.0, dat is pas nieuwe economie.
Wie het aandurft kan ook kiezen voor een 100% elektrische Fisker (alleen nog tweedehands) of een Tesla. Een hip racemonster, fiscaal verpakt als milieuvriendelijk alternatief, maar door het ontbreken van snelle laadpalen alleen handig als tweede, derde of vierde (stads)auto. Wie 100% elektrisch durft te rijden heeft geen bumpersticker (“my other car is a Ferrari”) nodig. Wie elektrisch rijdt, heeft een huis vol dimbare veelkleurige LEDlampen en app-gestuurde apparatuur, dan snapt iedereen zo wel. Alleen nog even zoeken naar de spionagecamera naast de deurbel.
Zo heeft het woord duurzaam veel van de eerdere connotaties (spaarzaamheid, goed onderhoud, iets bewaren voor toekomstige generaties, …) verloren. Duurzaam is goed bezig en dat mag gezien worden.
Wat is nu een beter woord voor duurzaam? Een woord zonder associaties met modieus gedrag, hedonistische hypes, gimmicks, greenwashing en windowdressing?
Voorlopig gaan we terug naar houdbaar.